Kernenergie staat sinds kort weer volop in de aandacht. Wat komt er allemaal kijken bij het bouwen van een nieuwe kerncentrale en welke mogelijkheden voor inspraak heb je hierbij als burger? Wij zetten een aantal vragen en antwoorden op een rij.
Een nieuwe kerncentrale, hoe gaat dat in zijn werk?
Een kerncentrale is een elektriciteitscentrale die warmte omzet in elektriciteit. Een kerncentrale heeft ook een reactor. Bij een kerncentrale worden in de kern van de reactor uraniumkernen gesplitst. Dit proces produceert warmte waarmee stoom wordt gemaakt. Deze stoom drijft een turbine aan die elektriciteit opwekt. De kerncentrale Borssele (KCB) is op dit moment de enige werkende kerncentrale in Nederland.
In Nederland zijn er ook zogenoemde onderzoeksreactoren. Ook in deze reactoren worden uraniumkernen gesplitst, maar ze worden gebruikt voor andere doelen dan elektriciteitsopwekking. De Hoge Flux Reactor (HFR) in Petten wordt onder andere gebruikt voor het produceren van medische isotopen voor diagnostische en therapeutische doeleinden. Denk aan radioactief jodium voor de behandeling van schildklier– of prostaatkanker. In Delft staat, bij de Technische Universiteit, een reactor die wordt gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek, de Hoger Onderwijs Reactor (HOR). Denk aan onderzoek naar nieuwe materialen.
Een kerncentrale heeft in het algemeen een groter vermogen dan een onderzoeksreactor. Vermogen wil zeggen: de totale hoeveelheid energie die als warmte vrijkomt bij de kernreactie. Het vermogen van de KCB is ongeveer 30 keer groter dan dat van de HFR en ongeveer 700 keer groter dan dat van de HOR.
Wereldwijd bestaan er verschillende types kerncentrales. De meeste kerncentrales in de wereld (303 van de 444) zijn van het type drukwaterreactor (zie afbeelding 1). Onder andere alle kerncentrales in Nederland, België en Frankrijk zijn van dit type. Veel nieuwe kerncentrales in aanbouw in de wereld zijn ook van dit type (43 van de 50).
Overal in Nederland mogen kerncentrales gebouwd worden, als er aan de veiligheidseisen wordt voldaan en het omgevingsplan dat toestaat. Op de website van InfoMil staat beschreven welke stappen moeten worden doorlopen om een omgevingsplan eventueel te wijzigen.
Er zijn in Nederland drie locaties aangewezen waar ruimtelijke ontwikkelingen niet mogen leiden tot het belemmeren van het bouwen van kerncentrales. Dit is vastgelegd in het Besluit kwaliteit Leefomgeving. Op dit moment gaat het om de locaties Borssele, Eemshaven en Maasvlakte I. De Tweede Kamer heeft op 4 maart 2021 een motie aangenomen om Eemshaven te schrappen als waarborglocatie.
Het bouwen van een kerncentrale kan overal in Nederland waar dit ruimtelijk in te passen is en waar aan alle veiligheidseisen kan worden voldaan. Of dat het geval is, wordt natuurlijk wel zorgvuldig gecontroleerd. Dat gebeurt in een aantal stappen. Deze stappen en de rollen van de betrokken organisaties worden hieronder toegelicht.
Omgevingsplan
Als eerste beoordeelt het bevoegd gezag in het kader van het omgevingsplan de geschiktheid van de beoogde locatie voor een kerncentrale. De gemeente is het bevoegd gezag voor de meeste nucleaire installaties, bijvoorbeeld bij kleine modulaire reactoren. De Rijksoverheid is het bevoegd gezag bij projecten van nationaal belang, zoals bij grote kerncentrales.
Plan milieueffectrapport
Om de gevolgen voor de omgeving in kaart te brengen, maakt de initiatiefnemer een plan-milieueffectrapport (plan-MER). Het bevoegd gezag bepaalt vooraf de gewenste reikwijdte en het detailniveau van dit plan-MER en schrijft daar een notitie over. Ook beoordeelt het bevoegd gezag de uitkomsten ervan.
De ANVS kan als zienswijze op de kennisgeving over de plannen voor een locatie of de notitie over reikwijdte en detailniveau, advies geven over de in kaart te brengen effecten op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming.
Hierbij vraagt de ANVS aandacht voor aspecten die voor de latere besluitvorming op een vergunningaanvraag relevant zijn zoals externe gevaren (bijvoorbeeld het overstromingsrisico) of naburige industriële activiteiten.
In deze fase worden ook andere partijen om advies gevraagd. Zoals de gemeente en de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio. Deze partijen geven aan wat vanuit hun verantwoordelijkheid nodig is. De ANVS voert daarna nog een complete beoordeling van de geschiktheid van de gekozen locatie uit.
Dit doen wij wanneer we de aanvraag voor een oprichtingsvergunning behandelen. Zo’n vergunning is nodig om een kerninstallatie te mogen bouwen. We controleren dan of de initiatiefnemer alle locatiegebonden risico’s (zoals overstromingsgevaar en aardbevingsrisico’s) goed in kaart heeft gebracht. En of de gevolgen voor de omgeving bij incidenten voldoende worden beheerst.
Veiligheidsdossier
De besluitvorming van de ANVS vindt pas plaats als er een volledig veiligheidsdossier is aangeleverd waarin alle veiligheidsaspecten in detail zijn uitgewerkt. De ANVS kan dus bij de planvorming hier nog geen uitsluitsel over geven maar alleen aandachtspunten meegeven.
Bij deze vergunningprocedure hoort een gedetailleerd project-milieueffectrapport (project-MER). Hiervoor is de ANVS het bevoegd gezag. Wij betrekken het project-MER in onze beoordeling van de vergunningaanvraag.
Uiteindelijk verleent de ANVS alleen een oprichtingsvergunning voor een kerncentrale als dat op die plek veilig kan. Als onafhankelijke autoriteit op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming kunnen wij dit besluit nemen zonder beïnvloeding door andere belangen.
Er zijn meerdere praktische en juridische eisen die bepalen of een locatie geschikt is voor een kerncentrale. Het gaat onder andere om de volgende eisen:
- Een kerncentrale heeft koelwater nodig, net als elke andere elektriciteitscentrale. In de praktijk betekent dit dat de centrale in de buurt van de zee of een grote rivier moet worden gebouwd, of met koeltorens moet werken.
- Er moeten mogelijkheden zijn voor de aan- en afvoer van splijtstof.
- De locatie moet goed bereikbaar zijn voor hulpdiensten.
- Er zijn eisen gesteld aan de veiligheid van omwonenden bij normaal bedrijf en bij eventuele incidenten en ongevallen. Deze eisen staan onder andere in het Besluit kerninstallaties splijtstoffen en ertsen.
Er zijn meerdere vergunningen nodig om een kerncentrale te kunnen bouwen en in bedrijf te nemen.
Om een kerncentrale te kunnen bouwen is een ‘oprichtingsvergunning’ op grond van de Kernenergiewet (Kew) nodig. Om de kerncentrale vervolgens in ‘bedrijf te nemen’ (in werking te brengen) en in bedrijf te houden is een aparte Kew-vergunning nodig. Ook voor eventuele wijzigingen en later het buitenbedrijf stellen en het ontmantelen van de kerncentrale zijn vergunningen op grond van de Kew nodig. De vergunning voor het in werking brengen en houden van de kerncentrale) moet daarna ook regelmatig geactualiseerd worden. Het bevoegd gezag voor vergunningen op basis van de Kew is de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS).
Naast vergunningen op grond van de Kew zijn er ook andere vergunningen nodig. Te denken valt hierbij aan:
- een omgevingsvergunning voor het bouwen;
- (eventueel) een aanpassing van het bestemmingsplan;
- vergunningen in verband met directe lozingen op het oppervlaktewater;
- vergunningen (of ontheffingen) ter bescherming van flora en fauna.
Voor de meeste andere vergunningen zijn gemeenten en provincies het bevoegd gezag. Ook Rijkswaterstaat en de waterschappen kunnen bevoegd gezag zijn voor vergunningen voor bijvoorbeeld inname en lozing van koelwater. Voor de bouw van een kerncentrale moet altijd een milieueffectrapportage worden opgesteld.
Gaat het om de aanleg en uitbreiding van een kerncentrale met een capaciteit van ten minste 500 MW? Dat betekent dat het ministerie van Economische Zaken de besluitvorming van energieprojecten met een nationaal belang coördineert. Dit staat in de projectprocedure Rijksenergieprojecten.
Naast de vergunningen, moeten er ook zaken geregeld worden voor als de kerncentrale in de toekomst uit bedrijf gaat.
De vergunninghouders van kerncentrales en onderzoeksreactoren moeten, naast de juiste vergunningen, ervoor zorgen dat er geld gereserveerd wordt voor als men geen gebruik meer wil maken van de kerncentrale. Zo zijn er kosten voor het buiten gebruik stellen en houden van de installatie en voor het ontmantelen van de installatie. De vergunninghouder kan dit op verschillende manieren regelen, maar moet wel goedkeuring krijgen van de minister van Infrastructuur en Waterstaat en de minister van Financiën. Financiële zekerheidstelling moet zijn goedgekeurd vanaf het moment dat de bedrijfsvoering vergund is.
De vergunningaanvrager moet in ieder geval het volgende doen voor een vergunning aangevraagd kan worden bij de ANVS:
- De aanvrager moet een veiligheidsanalyse doen. Hiermee moet de aanvrager aantonen dat de centrale aan de meest recente veiligheidseisen voldoet voor nieuwe kerncentrales.
- Naast deze veiligheidsanalyse moet de aanvrager ook een veiligheidsrapport opstellen. Hierin staat een samenvatting van de veiligheidsanalyse.
- Verder moet de aanvrager een milieueffectrapport (laten) opstellen. In dit rapport wordt in beeld gebracht wat de milieugevolgen van het voorgenomen plan zijn.
Daarna kan de aanvrager de vergunningaanvraag indienen bij de ANVS. Wij gaan deze aanvraag vervolgens beoordelen.
De vergunningaanvraag moet voldoen aan alle eisen op grond van wet- en regelgeving. In de Kernenergiewet (Kew) staat waarom de ANVS een aanvraag kan weigeren. Het gaat dan bijvoorbeeld om het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen of de veiligheid van de staat. Ter bescherming van mensen zijn dosis- en risicolimieten in de wetgeving opgenomen. Deze limieten zijn streng en ingesteld om mensen en het milieu te beschermen tegen straling. Als niet aan deze limieten wordt voldaan, verlenen we geen vergunning.
In de aanvraag moet ook staan welke technische veiligheidswaarborgen er komen. Als we vinden dat deze verouderd zijn zodra de installatie in werking treedt, dan verlenen we geen vergunning. Het gaat dan om veiligheid van de techniek van kernenergie. Maar ook de veiligheid van het vervaardigen, bewerken of verwerken van splijtstoffen en het opslaan van splijtstoffen in het gebouw.
Veiligheid van het ontwerp
Voor de veiligheid van een kerncentrale is het van essentieel belang dat onder alle omstandigheden het volgende is verzekerd:
- Beheersing van de reactiviteit (de kettingreactie van kernsplijting)
- Koeling (ook na het afschakelen van de reactor nog essentieel)
- Insluiting om te voorkomen dat radioactieve stoffen vrijkomen
Het gebruik van innovatieve techniek is mogelijk. Maar een aanvrager moet duidelijk aantonen dat aan de veiligheidseisen wordt voldaan.
Nieuwe (experimentele) technologie wordt dus niet uitgesloten, maar de weg naar vergunningverlening kan complexer zijn. Voor bestaande reactortechnieken zijn er uitgewerkte toetsingskaders, ontwerpcodes en standaarden die internationaal worden gehanteerd. Hiermee kan een aanvrager aantonen dat wordt voldaan aan de doelstellingen in wet- en regelgeving.
Bij een nieuwe technologie zijn de eisen vanuit de wet- en regelgeving hetzelfde. Alleen zullen er dan passende en wellicht deels nieuwe toetsingskaders en ontwerpspecificaties nodig zijn. Hiermee moet de aanvrager dan aantonen dat de veiligheidsdoelstellingen gehaald worden. Pas dan kan de vergunningaanvraag beoordeeld worden. Hoe meer een nieuwe techniek lijkt op een bestaande techniek, hoe effectiever de veiligheidsbeoordeling kan verlopen.
Internationaal is er op dit moment veel aandacht voor reactoren anders dan de nu meest voorkomende (‘conventionele’), grote lichtwatergekoelde reactoren, zoals de kerncentrale Borssele. Denk hierbij aan ‘small modular reactors’ (SMR). Dit zijn kleinere reactoren die makkelijker zijn om te bouwen en ook geschakeld kunnen worden. Sommige SMR-ontwerpen gebruiken grotendeels dezelfde brandstof, systemen en veiligheidsprincipes die nu al bij bestaande reactoren gebruikt worden. Dit zijn de SMR-ontwerpen die net als de kerncentrale Borssele door water gekoeld (en gemodereerd) worden. Hierdoor zijn voor een veiligheidsbeoordeling grotendeels dezelfde vraagstukken relevant, en zijn de bestaande toetsingskaders goed toe te passen. Het zijn naar verwachting ook dit type SMR’s die de komende jaren al beschikbaar zullen zijn.
Dat kan anders zijn bij een SMR-ontwerp met innovatieve techniek. Bijvoorbeeld een gesmoltenzoutreactoren (ook wel ‘molten salt reactor’ of MSR). Deze reactoren worden gekoeld door gesmolten zout en gebruiken mogelijk andere brandstof dan uranium. Voor zulke innovatieve reactoren kan het nodig zijn om nieuwe technische eisen vast te stellen. Ook zal uitgebreide bewijsvoering nodig zijn om aan te tonen dat de ontwerpprincipes ook in de praktijk de veiligheid voldoende borgen. Er is tenslotte wereldwijd en in Nederland veel minder operationele ervaring mee.
De ANVS volgt de ontwikkelingen op dit gebied en werkt waar nodig samen met internationale collega-autoriteiten. Bijvoorbeeld om samen te bepalen of de huidige nucleaire veiligheidseisen toegepast kunnen worden op deze ontwerpen, of dat er nieuwe eisen nodig zijn, zodat een vergunninghouder van een kerncentrale de veiligheid kan waarborgen.
Bij het toetsen van de veiligheid maakt de ANVS gebruik van de nieuwste eisen, zoals die in Europees verband of door het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) worden opgesteld.
De ANVS ziet er op toe dat de nucleaire veiligheid en stralingsbescherming in Nederland voldoen aan hoge, internationaal afgestemde eisen. De ANVS stelt daarvoor waar nodig nadere veiligheidseisen vast. Ook verlenen we vergunningen, zien we toe op de naleving daarvan en kunnen we ingrijpen als we vinden dat dat nodig is.
In het algemeen is de nucleaire veiligheid van alle nucleaire installaties gebaseerd op het concept van gelaagde veiligheid. In het Engels ook wel ‘Defence-in-Depth’ genoemd. Dit is bedoeld om ongevallen te voorkomen en, mochten deze zich onverhoopt toch voordoen, de gevolgen daarvan te beperken.
Dit veiligheidsconcept is een samenspel van bouwkundige, technische en organisatorische maatregelen. Deze maatregelen zijn opgedeeld in ‘niveaus’, bedoeld om steeds ernstigere omstandigheden te beheersen. Bijvoorbeeld van het voorkomen van afwijkingen van de normale bedrijfsvoering, tot het beheersen van de gevolgen van lozingen in de omgeving. Elk niveau heeft een eigen set onafhankelijke maatregelen. Hierdoor faalt bij een mankement nooit in één keer het volledige veiligheidssysteem, maar is er altijd een onafhankelijke achterliggende laag.
Een ander concept waarop de nucleaire veiligheid is gebaseerd, is dat van ‘continue verbetering’. De vergunninghouders van nucleaire installaties zijn verantwoordelijk voor de veiligheid van de installatie. Dit betekent dat zij verplicht zijn om de nucleaire veiligheid van hun installatie te onderzoeken. Ze moeten evalueren en op tijd maatregelen nemen voor het verbeteren van de nucleaire veiligheid. Bij dit onderzoek en deze evaluatie moeten ze rekening houden met (internationale) ontwikkelingen op het gebied van nucleaire veiligheid en (internationale) ervaringen.
Ja, voordat de ANVS een vergunning verleent, zijn er verschillende inspraakmogelijkheden. Met inspraakmogelijkheden bedoelen we dat mensen bijvoorbeeld kunnen aangeven wat zij belangrijk vinden in de milieueffectrapportage. Denk bijvoorbeeld aan hoeveel verkeer een nieuwe installatie met zich meebrengt.
De procedure voor de vergunningverlening moet voldoen aan de geldende regels voor informatievoorziening en inspraak. Dit staat in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat houdt onder meer in dat, voordat een definitieve vergunning wordt verleend, iedereen de mogelijkheid krijgt om in te spreken op de ontwerpvergunning.
Voor de vergunning van een nieuw te bouwen kerncentrale moet de aanvrager ook een milieueffectrapport (MER) (laten) maken. Ook voor het MER moet worden voldaan aan de inspraakeisen. Dat staat in de Omgevingswet en de Awb. Die inspraakeisen houden in dat ook mensen in het buitenland de gelegenheid tot inspraak krijgen als er sprake is van mogelijk belangrijke nadelige milieugevolgen van de voorgenomen activiteit in hun land.
Om een kerncentrale te kunnen bouwen is een ‘oprichtingsvergunning’ nodig. Deze vergunning wordt gegeven op grond van de Kernenergiewet (Kew). Om de kerncentrale vervolgens in ‘bedrijf te nemen’ (in werking te brengen) is een aparte Kew-vergunning nodig. Bij de vergunningverlening moet een aantal stappen worden doorlopen. Deze stappen leggen we hieronder kort uit.
De doorlooptijd van de procedure voor de oprichtingsvergunningaanvraag op grond van de Kernenergiewet is ten minste enkele jaren. Dit is inclusief het vooroverleg, het opstellen van rapporten door de aanvrager en het beoordelen van de aanvraag en bijbehorende documenten. Veel hangt af bij de doorloopsnelheid van de kwaliteit van de veiligheidsdocumentatie en of een initiatiefnemer al ervaring heeft met een toetsing aan Europese veiligheidsstandaarden. Daarnaast lopen parallel nog andere trajecten zoals het MER en eventuele wijzigingen aan het bestemmingsplan waarmee voldoende afstemming en aansluiting noodzakelijk is.
Vooroverleg
In het vooroverleg vinden gesprekken plaats tussen de ANVS en de initiatiefnemer. In deze gesprekken gaat het over welke documenten met de vergunningaanvraag moeten worden ingediend en welke eisen aan deze documenten worden gesteld. Ook vindt een eerste voorlopige beoordeling van deze documenten plaats.
Deze voorlopige beoordeling is nodig vanwege de specialistische kennis en informatie die nodig is om aan te tonen dat wordt voldaan aan alle eisen. En vanwege de tijd die ANVS nodig heeft om een besluit daarover te nemen. Er is namelijk een omvangrijke onderbouwing van de veiligheid nodig voordat de vergunningaanvraag kan worden ingediend. De ANVS heeft tijd nodig om dit veiligheidsrapport goed te beoordelen.
Tijdens de fase van het vooroverleg vindt er periodiek overleg plaats tussen de ANVS en lokale en regionale instanties. Denk hierbij aan de gemeente of de provincie. Deze overleggen gaan onder andere over noodzakelijke vergunningen die naast de Kew-vergunning nodig zijn. Denk hierbij aan:
- een bouwvergunning;
- (eventueel) een aanpassing van het bestemmingsplan;
- vergunningen in verband met directe lozingen op het oppervlaktewater;
- vergunningen (of ontheffingen) ter bescherming van flora en fauna.
Vergunningsprocedure en beroep
Vanaf de ontvangst van de vergunningaanvraag en de bijbehorende documenten (waaronder een MER) heeft de ANVS 6 maanden om een besluit te nemen. De volgende stappen horen bij de vergunningsprocedure:
- De ANVS stelt op basis van de vergunningaanvraag en de bijbehorende documenten eerst een ontwerpvergunning op.
- De ontwerpvergunning, het MER en andere documenten worden vervolgens openbaar bekendgemaakt. Gedurende 6 weken heeft iedereen de gelegenheid om over de ontwerpvergunning en het MER zienswijzen in te dienen. Een zienswijze wil zeggen de mening van een betrokkene. De ANVS neemt de ingebrachte zienswijzen mee bij het verlenen van de definitieve vergunning.
- De verlening van de vergunning wordt ook weer openbaar bekendgemaakt. Daarbij wordt aangegeven dat burgers beroep tegen de vergunning kunnen aantekenen bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De beroepstermijn is 6 weken. Tijdens deze termijn mag de aanvrager van de vergunning nog geen gebruik maken van de vergunning.
- De vergunning is onherroepelijk als er geen beroep is aangetekend. Als er wel beroep is aangetekend, wordt de vergunning pas onherroepelijk (onaantastbaar) als de Raad van State het beroep ongegrond heeft verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft formeel een jaar de tijd om uitspraak over het beroep te doen. Deze termijn kan worden verlengd.
In een kerncentrale ontstaan verschillende soorten radioactief afval. In Nederland is één organisatie aangewezen voor de verwerking en beheer van dit radioactieve afval: de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval N.V. in Borssele (COVRA). Radioactief afval moet zo snel als redelijkerwijs mogelijk worden afgevoerd naar COVRA voor opslag in speciaal daarvoor ontworpen gebouwen.
Eindberging
Opslag bij COVRA is geen eindstadium voor radioactief afval. Vanwege de lange levensduur van sommige radionucliden (met halfwaardetijden van soms wel tienduizenden jaren) moet er een oplossing gerealiseerd worden die verzekert dat radioactief afval, ook na zeer lange tijd, buiten de invloedsfeer van de mens blijft. Berging in de diepe ondergrond (‘geologische berging’) wordt op dit moment, ook internationaal, gezien als de meest veilige en duurzame wijze om radioactief afval op deze lange termijn te beheren. Een operationele geologische eindberging is in Nederland voorzien voor 2130.
Opwerken
In de gebruikte splijtstofstaven van een kerncentrale zitten nog bruikbare stoffen. De exploitant van een kerncentrale kan deze stoffen laten terugwinnen (‘opwerken’). Door het opwerken worden het volume en de levensduur van het afval beperkt. Het is aan de vergunninghouder van een kerncentrale om de keuze tussen directe opslag of opwerking van gebruikte splijtstof te maken.
De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) verleent in Nederland vergunningen op grond van de Kernenergiewet en houdt toezicht op de nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. De minister van Infrastructuur en Waterstaat is verantwoordelijk voor het wettelijke en beleidsmatige kader voor nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. In het huidige kabinet ligt die verantwoordelijkheid bij de staatssecretaris Infrastructuur en Waterstaat. Binnen dat kader stelt de ANVS de veiligheidseisen vast waaraan een kerncentrale moet voldoen. Verder is de ANVS verantwoordelijk voor de beoordeling van de vergunningaanvraag voor de oprichting en bouw van een nieuwe kernreactor. Daarnaast beoordeelt de ANVS of de vergunninghouder zich aan de gestelde eisen houdt, ziet toe op de naleving en kan handhavend optreden.
De ANVS en het ministerie van IenW spelen geen rol in (on)wenselijkheid van kernenergie in de energiemix. Het ministerie van Economische Zaken is verantwoordelijk of kernenergie onderdeel uitmaakt van de energiemix in Nederland. De ANVS ziet als onafhankelijke autoriteit toe op de nucleaire veiligheid, beveiliging en stralingsbescherming.
Het ontmantelingsplan is geen onderdeel van de oprichtingsvergunning, maar wel een belangrijke randvoorwaarde. Daarin staat onder andere:
- hoe en wanneer de kerncentrale buiten gebruik wordt gesteld en ontmanteld
- de technische aspecten van de ontmanteling
- hoeveel en welke materialen bij de ontmanteling vrijkomen
Vanaf het moment dat de oprichtingsvergunning is verleend, moet de initiatiefnemer ook over een goedgekeurd ontmantelingsplan beschikken. Als de kerncentrale in gebruik is, wordt het ontmantelingsplan steeds geactualiseerd (ten minste iedere 5 jaar).
De voorbereiding en de goedkeuring van het eerste ontmantelingsplan gebeuren deels op het zelfde moment als de vergunningprocedure voor het oprichten van de kerncentrale. De ANVS verleent de goedkeuring.
Financiële zekerheidsstelling voor de ontmantelingskosten
Vergunninghouders moeten ervoor zorgen dat er geld apart staat voor de buitengebruikstelling en ontmanteling van de installatie aan het einde van de bedrijfsvoering. Dit is een wettelijke verplichting. De vergunninghouder kan dit op verschillende manieren regelen. De minister van Infrastructuur en Waterstaat en de minister van Financiën moeten dit plan wel goedkeuren.
Deze financiële zekerheidstelling moet zijn goedgekeurd op het moment dat er ook een vergunning is voor het in werking brengen en houden van de kerncentrale. Daarna moet het ook regelmatig geactualiseerd worden.